|
Verhaal over de eerste dagen in Tasjkent, Oezbekistan (1996)
Vandaag heb ik een ventilator gekocht. Hier beneden om de hoek,
bij de Almazar Superstor, een grote Turkse winkel waar ze alle
spulletjes hebben die westerlingen en rijke Oezbeken begeren:
van dertig merken WC-papier, allerlei soorten pasta's, hondebakken,
parfummetjes, beautycases, Wilkinson scheermesjes en plastic
space-speelgoed tot kamergrote tapijten en breedbeeld-televisies.
Tegen Westerse prijzen.
Toen ik onze flat voor het eerst zag, aan de rand van een woud
van identieke Bijlmerflats, toen we langs de berg vuilnis liepen
die al tijden in de hitte lag te stomen, en we even later voor
een wijgerende lift stonden, toen meende ik dat we in een treurige
ex-communistische buitenwijk terecht gekomen waren, en alle
medebewoners er een uitzichtsloos bestaan moesten leiden. Wél
ligt onze flat naast de metro en kunnen we in een ommezien overal
naartoe.
Een tweede meevaller: we kijken niet op andere flats uit, maar
op een park. Én op het Paleis van de Vriendschap der
Volkeren, een megalomaan betonnen fossiel aan een groot plein
met fonteinen. Daarachter weer een nieuwe Bijlmerwijk. Rechts
van het Paleis van de Vriendschap bevindt zich een uitgestrekt
verkeersplein. Dit oversteken betekent tien minuten de brandende
zon op je kop.
Veel ruimte vóór ons dus, met veel groen, dat
is prettig. Maar daarvoor een zesbaans weg waar de hele dag
vrachtwagens en uiteenvallende bussen overheen stampen. Alle
vrachtwagens hebben nog zo'n vooruitstekende motorkap, een grote
schoorsteen voor zwarte dieselwalmen en een motor waarvan je
iedere cilinder afzonderlijk hoort ploffen.
In onze flatwijk vallen toch al snel de Mercedessen en Audi's
op, die over de smalle binnenweggetjes voorzichtig tussen de
voortschuifelde mannen en vrouwen doormanoeuvreren. Dikke man
achterin met zaktelefoon, chauffeur die hem rijdt. Maar vooral
de Lonely Planet-reisgids heeft geholpen mijn beeld in snel
tempo bij te stellen. Het terrasje op de hoek van het verkeersplein,
waar ze onder golfplaten daken hotdogs en lekkere zure miesoep
met spul serveren, onder het genot van goedkope disco-muziek
die de verkeersdreun gemakkeljk weet te overstemmen, wordt in
onze gids als eerste onder de leuke restaurantjes genoemd. Tegen
lunchuur parkeert hier menig limousine in het zand.
Onze Almazar Superstor is de enige supermarkt die de Lonely
Planet noemt. De bioscoop aan de overkant de enige bioscoop.
Verder vermeldt de gids hier een van de drie boekwinkels. Zou
de schrijver van de gids in onze buurt hebben gewoond? Maar
ook onze eerste omzwervingen hebben ons genoopt het beeld aan
te passen. De luchtvaartmaatschappijen zitten hier tegenover,
achter het Paleis van de Vriendschap. De reisorganisatie die
mijn visum en eerste overnachting heeft geregeld, zit schuin
aan de overzijde van het verkeersplein. Alles zit hier om de
hoek of aan de overzijde. Een ander leuk terrasje uit de Lonely
Planet, een theater en het monument van Alisher Navoi, de grootste
dichter van Oezbekistan, die door de huidige machthebbers onder
een turkoois koepeltje is geplaatst. We verbazen ons over de
hoeveelheden Pedrigee Pal, Whiskas en Sheba die menig winkel
in de buurt in zijn ex-communistische assortiment heeft opgenomen.
Op straat kopen wij Opal Fruits. Dit alles tussen de troosteloze
flats, de lawaaierige boulevards, de betonnen paleizen, niet
de plek die je op voorhand zou uitkiezen. Maar toch: we moeten
het vaststellen, we zitten op the place to be. Menig Oezbeek
zal jaloers op ons zijn. De mafia zal ons nog omarmen (die Mercedessen
zijn natuurlijk niet legaal gespaard), maar hopelijk niet te
zeer: de flat naast ons is uitgebrand als gevolg van een afrekening.
Niet alleen het verkeerslawaai teistert regelmatig ons gemoed,
ook de hitte had wel wat minder gemogen. 's Nachts de deuren
open helpt nauwelijks, de hitte in Tasjkent staat stil. De benauwdheid
van het appartement maakt voortdurend sloom en slaperig. Tasjkent
heeft als stad weinig te bieden, maar alles op straat is leuker
dan dit benauwde hol.
Vandaag zijn we hier toch toe veroordeeld: de onvermijdelijke
diarree heeft bij Liesbet toegeslagen en ook ik voel me slap.
Mijn darmen zijn blijkbaar nog in gevecht met dezelfde bacteriën
die Liesbet al 25 keer naar de toilet hebben doen stormen. Gisteren,
mijn vijfde dag in Tasjkent, ben ik onze Superstor gaan verkennen
en werd mijn oog getrokken naar de spierwitte staande ventilatoren
die in geen enkel westers kantoor zouden misstaan. Het tovermiddel
tegen elke huiselijke lamlendigheid! En dat voor nog geen 50
dollar, minder dus dan twee maandsalarissen van Liesbet. Vanochtend,
na het ontwaken uit een onrustige diarree-nacht, zou ik mijn
slag gaan slaan.
Ik wees de ventilator aan en zo waar kwam er een enigszins
Engels sprekende jongeman in actie. Ze werden ingepakt in dozen
verkocht, maar als ik het showmodel wilde meenemen, kon dat
ook. Gelukkig maar, want hoe zet ik hier een apparaat zonder
enig gereedschap in elkaar? Gisteren wilden we een Tasjkents
model telefoonstekker voor de modem kopen en keerden we uiteindelijk
vier uur later naar huis terug, na kilometers in de zon te hebben
afgelegd tussen kantoren met deftige meneren, onduidelijke winkels
en nog onbekende metrostations. De enige buit was een verlengsnoer
dat computeren aan tafel mogelijk maakt. Ons telefoonsnoer hebben
we 's avonds met ons enige mes opengesneden en de draadjes om
de pootjes van de lokale telefoonstekker gewikkeld, en dat lijkt
te werken. Mijn opluchting dat ik het showmodel gewoon de winkel
uit kon dragen, was dus groot.
En toen de betaling. Op veel van de lekkere Westerse producten
prijkt in de Superstor zowel een prijs in dollars als een in
plaatselijke soems. Op de ventilator stond echter maar één
bedrag: $ 40,25. Met mijn vijftig dollar moest ik het apparaat
het mijne kunnen maken. Iedereen is hier gek op dollars. Bij
de toonbank werd het bedrag echter tot mijn verbazing omgerekend:
1.575 soems. Dat had ik nièt bij me. 'U kunt dollars
wisselen in de winkel hiernaast', zei de verkoper, om zich met
serieuze blik te verontschuldigen: 'het is helaas illegaal om
in een winkel artikelen voor dollars te verkopen, vandaar.'
Ik liep richting de uitgang, me erop voorbereidend dat ik met
onze bakker (de winkel ernaast) moest gaanonderhandelen om 60
soem voor een dollar te krijgen (tegen een officiële koers
van 40 soem), een prijs die we eergisteren kregen bij het reisbureau
aan de overkant van ons verkeersplein. Daar kon ik altijd nog
naartoe, maar het plein leek eindeloos groot in de brandende
zon. Ik bereidde mij voor om bij de bakker in één
keer te gaan slagen.
Nog voordat ik de uitgang bereikte, werd ik door dezelfde serieuze
meneer achterhaald.
'Heeft u die veertig dollar inderdaad bij u?' Ik had een briefje
van vijftig.
'Wij kunnen u de rest in soems terugbetalen.'
'U geeft mij dan 600 soem voor de tien dollar die ik terug moet
krijgen.'
'Geen probleem.'
Ik gaf de vijftig dollar aan meneer en kreeg van een zwijgende
mevrouw achter een kassa 600 soems uit eigen portemonnee als
wisselgeld. Met mijn bijna manshoge, glimmend witte ventilator
liep ik vervolgens trots de winkel uit.
Bij de uitgang zag ik een bericht hangen dat de winkel een
koers van 39,15 soem per dollar aanhield. Had ik toch beter
eerst kunnen wisselen om het hele ding in soems te kopen.
|